Huisartsen

Hoe stond het met de zorg voor de zieke mens in de laatste 3 eeuwen? Was er een opleiding tot het uitoefenen van het beroep van huisarts en hoe was de zorg op het platteland? De huisartsen moesten in ieder geval ook “watersporters” zijn. Er waren geen wegen, laat staan verharde wegen, dus ging het vervoer naar patiënten allemaal over water en was men grotendeels afhankelijk van de weergoden.

De oudste hogeschool voor de opleiding tot arts werd gesticht in 1575 in Leiden. Tien jaar later volgde de tweede in Franeker. Daarna kwamen Harderwijk, Groningen en Utrecht. De hogescholen  van Franeker en Harderwijk werden later weer afgeschaft. Er waren hier tot in het laatst van de 16e eeuw maar enkele afgestudeerde dokters, vaak opgeleid aan buitenlandse hogescholen.

Bij ziekte e.d. was men aangewezen op eigen hulp, maar ook de kloosters hebben veel gedaan voor de zieke mens. Het klooster, dat het dichtst bij Grou lag, was Aalsum, dichtbij Oude Schouw aan de Boorne.

Na de Reformatie (1580) waren de kloosters van mindere betekenis,  waren de hogescholen in opkomst en kwamen er gilden voor de chirurgijnen. Op het gebied van het bijbrengen van wetenschappelijke kennis ontbrak er nog wel het een en ander. In 1753 werden eerst de lessen in de anatomie aan de leerling-chirurgijnen opgedragen.

In de 17e en 18e eeuw was de medische zorg toevertrouwd aan:

1.Docteres medicinae, dokters dus, opgeleid aan hogescholen.

2.De chirurgijnen, al of niet met een beperkte wetenschappelijke opleiding en “ meesters”.

3.De duivelbanners (gaven raad en maakten van kruiden dranken en smeersels).

4.De beulen of scherprechters, aangesteld door de provinciale overheid en zij hadden de opdracht de lijfstraffen uit te voeren.

In het laatst van de 18e en het begin van de 19e eeuw kwamen er grote veranderingen: de chirurgijnengilden werden opgedoekt en de chirurgijnen mochten geen praktijk meer uitoefenen. Aan de hogescholen kwam een korte medische opleiding tot “plattelandsgenees-, heel- en vroedmeester”, een studie van 3 jaar. Daarnaast bleef aan diezelfde hogescholen de volledige opleiding tot doctor medicinae bestaan. De eerstgenoemden kon men vinden in de kleinere plaatsen en de laatstgenoemden in de grotere steden. In 1865 kwam de wet “regelende de uitoefening der geneeskunst” . De opleiding tot plattelandsgeneesheer kwam te vervallen. Voor de aankomende medici werd het artsenexamen ingesteld en niemand kon meer een dokterspraktijk beginnen zonder dat examen te hebben afgelegd. Hier ging een studie van zeven /acht jaar aan vooraf. De benoeming tot arts in Nederland dateert van 1865.

De chirugijnen te Grou 1689 – 1806

1.Anne Wigersma (16.. – 1714)*. Deze chirurgijn werd betaald door de Hervormde Diaconie     voor de diensten aan de armen in de gemeente. Soms werd er een chirurgijn uit Leeuwarden gehaald en in de kerkboeken staat zelfs beschreven een bezoek van een patiënt aan een dokter in Amsterdam. De informatie in de kerkboeken is zeer schaars beschreven.

2.Abraham Abrahami (1714 – 1759). Abrahami is de opvolger en kleinzoon van Wigersma. Hij werd op 2 april 1693 geboren te Grou en begon in 1714, op 21-jarige leeftijd met zijn Grouster chirurgijnenpraktijk. Daarnaast was hij ook scheerbaas en pachtte de Waag. Hij behoorde tot de deftige burgerij van Grou.

3.Jan Belkmeer (1760 – 1771).  Werd door zijn voorgangers vaak bier voorgeschreven aan zijn door ziekte verzwakte patiënten,  Belkmeer schreef melk voor. Belkmeer gaat in 1771 naar Sneek. Even wordt zijn opvolger Jakob Groenia.

4.Jacobus Cammenga (1772 – 1775 en 1778 – 1806). De kleine opbrengst van zijn praktijk zal de reden zijn geweest dat hij in 1780 een handel begint in “winkelwaren en kledinge”. In 1802 kreeg hij een zware concurrent naast zich, de eerste gestudeerde dokter te Grou: Römer. Cammenga stierf op 15 februari 1806.

5.Jakob Groenia (1775 – 1778). In deze 3 jaar liet Cammenga  zijn werk over aan een ander: Groenia. Hij kwam van Dokkum en ging in Sluis (Zeeuws-Vlaanderen) wonen, maar kwam in 1771 terug naar Friesland. Via Dokkum, Veenwouden en Oosterlittens komt hij in 1775 in Grou terecht. Maar er gebeurt iets buitensporigs. Groenia gaat zowel naar de Hervormde kerk als naar de Waterlanders (Doopsgezinden). Er werd gezegd dat Groenia de gek stak met de Heidelberger Catechismus. Hij week uit naar Makkum. Maar toen men een deurwaarder stuurde om hem op te halen was hij al verdwenen, over zee. Volgens ds. J.J. Kalma is Groenia een zeer vroege voorganger  van de oecumenische beweging geweest.

*de jaartallen geven de duur van de praktijk aan

De dokters te Grou 1802 – 1973

1.Johan Arnold Römer (1802 – 1820). Römer was van Duitse komaf en de eerste gestudeerde arts in Grou. Hij trouwde met een tante van de gebroeders Halbertsma, maar zijn privéleven was niet al te rooskleurig. Zijn dokterspraktijk liep echter uitstekend. Zijn kleinzoon, met dezelfde naam, werd een bekend en kundig KNO-specialist in Leeuwarden. Verder was een achterkleinzoon een bekend advocaat en procureur in Leeuwarden en één  een bekende oog-specialist , ook te Leeuwarden.  In 1820 heeft hij de praktijk overgedragen aan zijn oomzegger dr. Eeltsje Halbertsma.

2. Eeltsje Hiddes Halbertsma (1820 – 1853). Eeltsje ging in 1810 naar de Latijnse school in Leeuwarden en op zijn 17de ging hij naar Leiden om te studeren voor arts. Dat verliep allemaal voortvarend en in 1818 gaat hij naar Heidelberg om zijn studie voort te zetten. In de herfst van dat jaar keert hij terug  en promoveert op 13 oktober van dat jaar te Leiden op een dissertatie die over het lichaamsgewicht van de mens gaat in verband met zijn temperament. Hij woont even in Purmerend, maar keert toch weer terug naar Friesland, waar hij in 1820 de praktijk overneemt van zijn oom Johan Römer. Het leven van dr. Eeltsje ging niet altijd over rozen, hij was soms erg melancholisch en het leven en zijn werk konden hem tenslotte niet meer bekoren. Als zijn jongste zoon Hidde in 1853 afstudeert als plattelands heel- en vroedmeester, draagt Eeltsje de praktijk over aan zijn enige , in leven gebleven kind . Tijdens zijn leven hebben er verschillende besmettelijke ziekten geheerst, zoals cholera, typhus, roodvonk, malaria. Dr. Eeltsje  was een van de eersten die zijn patiënten kinine toediende, een middel dat later algemeen zou worden gebruikt. Ook heerste er TBC, maar er was nog geen goede diagnose. Wel was in 1833 het bestaan van bacteriën bekend, maar  van het verband daarvan met ziektes wist men niets. In 1834 begint Dokterom met het doktersgild, men betaalt hieraan naar draagkracht en kreeg dan volledige doktershulp en medicijnen. Het doktersgild heeft bestaan tot 1941, toen het ziekenfondsbesluit in werking trad. (lees meer: Eeltje Halbertsma)

3.Sjoerd Wartena (1840 – 1873). Hij kwam uit een oud boeren – en duivelbannersgeslacht, geboren als boerenzoon te Friens . In 1840 studeerde hij af,  ging naast dr. Eeltsje in Grou wonen en werd diens concurrent. Men vroeg zich af: waarom, terwijl dr. Eeltsje de enige was met een volledige academische opleiding. Misschien heeft dr. Eeltsje Sjoerd Wartena aangespoord om naar Grou te komen, op een moment dat hij een beetje genoeg had van zijn praktijk. 33 jaar heeft Wartena de praktijk te Grou uitgeoefend. Na 4 jaar in Ferwerd te hebben gewoond, is hij vertrokken naar Havelte. In 1892 is hij te Hindeloopen overleden.

4.Jan H. Ansingh (1849 – 1850). Geboren in 1821 kwam hij in 1849 vanuit Utrecht naar Grou om zich hier als arts te vestigen. Er woonden toen ca. 1800 mensen en er waren al twee artsen: dr. Eeltsje en dr. Wartena. Hij vertrekt na 1 jaar dan ook al weer naar Harlingen.

5.Hidde Eeltsjes Halbertsma (1853 – 1869). Zodra Hidde is afgestudeerd, draagt dr. Eeltsje de praktijk over aan zijn zoon, dan 23 jaar oud. Hij krijgt al snel vele patiënten terug, die tijdens de praktijk van zijn vader, waren overgestapt naar dokter Ansingh. Als Eeltsje al niet meer veel tijd in zijn eigen huis doorbrengt,  verhuist Hidde met zijn gezin naar de ouderlijke woning en bouwt later een huis in de grote achtertuin, die grenst aan de Grouw.

6. Jan Albert Schepers (1869 – 1920). Schepers werd geboren te Ulrum en bracht zijn jeugd door in Woudsend. Het geslacht Schepers bracht vele dokters voort.  In 1864 promoveerde hij in Groningen op een dissertatie, die was opgedragen aan zijn vader en schoonvader. De titel wijst op een aandoening die in de regel voortkomt uit het teveel nuttigen van alcohol en dan jaren aaneen. Dokter Schepers vestigt zich vijf jaar in Heerenveen. Ten tijde van zijn verblijf in Heerenveen werd De Haskerveenpolder aangemaakt. De gezinnen woonden in woonarken, een eindje buiten Heerenveen. Over microben en besmettingsgevaar  was toen nog niet zoveel bekend. Maar toen de dokter zag hoe de mensen op primitieve bouwsels hun behoefte moesten doen boven de sloot met vlak daarbij een steiger waar ze zich wasten en ook het drinkwater uit tapten, moest het een wel met het ander te maken hebben en hij zorgde dat er tonnetjes kwamen. Wel gingen de vrouwen door met het wassen en koken in water uit die sloot. In 1869 verhuisde het gezin naar de grotere praktijk in Grou. Dokter Schepers koopt in 1887 het huis van Hidde Halbertsma. Hij is jaren raadslid van de gemeente Idaarderadeel  geweest en was een van de vijf mannen die de aanstoot gaven tot een belangrijke woningverbetering. Door hen werd in 1905 de woningbouwvereniging opgericht, die in dat jaar 21 goede arbeiderswoningen liet bouwen. De schoonzoon, dokter Prins ging in 1910 in de praktijk aan de Hôfsgrêft wonen. Op 6 juli 1925 is Schepers overleden.

7.Albertus Prins (1895 – 1920). Albertus werd op 6 juni 1870 in Beilen geboren als dokterszoon, kwam in 1895 naar Grou en trouwde daar met een dochter van dokter Schepers. Hij had het eerst in Grou niet gemakkelijk als opvolger van zijn schoonvader, maar samen runden ze de praktijk. In 1920 stopt Schepers met zijn werk . Er werd veelvuldig gebruik gemaakt van de roei- en zeilboot om patiënten over water te bereiken. In 1898 werd er een motorbootje aangeschaft, in 1910 kwam er een grotere boot, de Flora. Dokter Prins hield 7 dagen in de week spreekuur. Zondags was verreweg de drukste dag, dan zat de hele gang vol met patiënten (een wachtkamer was er toen nog niet). Na 25 jaar ging dokter Prins naar Assen, bestudeerde kinderzieketen en vestigde zich als kinderarts in de Drentse hoofdstad. Op 17 juni 1947 overleed dokter Prins.

8.Bartholomeus Cuperus (1920 – 1926). In 1920 deed dokter Prins zijn praktijk over aan Cuperus, net afgestudeerd in Leiden. Hij was geboren te Zwolle. Zijn vader, oogarts, was geboren in de doopsgezinde pastorie in Rottevalle. Hij  was een liefhebber van de watersport en had een mooi schip met 2 masten, wat men geregeld kon waarnemen op Mar en Ie. In april 1926 toog de familie naar Amsterdam, waar ze nog 40 jaar een grote huisartsenpraktijk hebben geleid.

9.Simon Auke Schoustra (1926 – 1963). Schoustra werd geboren op 4 juni 1898 als boerenzoon onder Grou. In 1925 studeert hij in Groningen af als dokter. Zijn eerste praktijk voert hij uit in Nes (Dongeradeel). Op 14 april 1926 trouwt hij met Pytsje Kiestra en ze gaan nog diezelfde dag in Grou wonen als opvolger van dokter Cuperus. In de daaropvolgende jaren wordt Grou met zijn tijdverslindende buitenpraktijk te groot om door één huisarts te kunnen worden bediend. Op 1 januari 1953 wordt een associatie aangegaan met dokter F. Dam. Het doktershuis werd in tweeën gedeeld. Dit heeft tot 1964 geduurd. Dokter Schoustra deed voortaan nog keuringen en contrôles en werd opgevolgd door dokter Van Stapele.

10.Frederik Dam (1953 – 1976). Freark Dam werd op 11 maart 1923 geboren te Nijbeets en stamt uit een oud verveendersgeslacht. Pas na de oorlog kon hij in Groningen studeren en studeerde in september 1951 af. In oktober 1952 komt hij naar Grou en associeert met dokter Schoustra.

11.Bernardus Johannes van Stapele (1964 – 1970). Dokter Van Stapele werd geboren op 30 september 1935 te Bandoeng op Java en verbleef daar enkele jaren in Japanse concentratiekampen. Per 1 januari 1964 neemt hij de praktijk van dokter Schoustra over om verder samen te werken met dokter Dam en beleeft in Grou enkele gelukkige jaren totdat hij op 1 december 1970 plotseling komt te overlijden. Het hele dorp was verslagen. In 1966 was hij met zijn gezin in een nieuwe woning in de Oostergoostraat getrokken, naast het nieuwe huis van dokter Dam.

12.Dirk van der Weij (1971 – 2004). Na het overlijden van dokter Van Stapele werd deze opgevolgd door dokter Dirk van der Weij. Van der Weij is geboren te Jelsum op 1 oktober 1939 en is opgegroeid in Wirdum als zoon van een onderwijzer. Na zijn examen bleef hij nog een tijdje als assistent-dokter op een afdeling in het Elisabeth Gasthuis in Haarlem werken en kwam daarna naar Grou. In april 2004 heeft hij zijn praktijk overgedragen aan J.J. Bakker.

13.Co Wilders (1976 – 2008). Wilders is geboren in Zeist en volgt in 1976 dokter Dam op, die dan met pensioen gaat.  In 2008 gaat dokter Wilders met pensioen.

Tot nu toe waren de huisartsen tevens apotheekhoudende huisartsen, echter aan de Oostergoostraat wordt een nieuwe huisartsenpraktijk gebouwd waarin ook de apotheek Mid-Fryslân is ondergebracht.

Bron: Grouster Almanak 1974, dokter Simon Auke Schoustra