Doopsgezinden

Menno Simons en de Doopsgezinden

Menno Simons werd geboren omstreeks 1496 in Witmarsum en overleed op 31 januari 1561 in Bad Oldesloe, dat in Sleeswijk-Holstein lag.  Hij was gedoopt in de Rooms-katholieke Kerk en werd te Utrecht tot priester gewijd. In 1524 werd hij aangesteld tot kapelaan in Pingjum. Hij liet zich evenwel opnieuw dopen in 1535. Vandaar  ook de naam Wederdopers  voor zijn volgelingen. Hij verwierp de kinderdoop en veroorzaakte  o.a. met dit standpunt een breuk met de Rooms-katholieke Kerk. Reeds in de loop van de zestiende eeuw, tussen 1560 en 1580, woonden er in Grou  volgelingen van Menno Simons die ook wel Mennisten genoemd werden. 

In Grou ontstond tussen 1550 en 1580 een Doopsgezind kerkgenootschap dat de leer van Menno Simons  aanhing. De diensten zullen aanvankelijk bij burgers en boeren in huis zijn gehouden tot in 1659 een kerk werd gesticht, aan wat nu de Hoofdstraat is, op dezelfde plaats waar de tegenwoordige Vermaning staat. De kerk had ongetwijfeld de vorm van een schuilkerk, die in de straatwand niet opviel.

In de Broederschap ontstonden langzamerhand twee stromingen, aan de ene kant een vrijzinnige richting van de Waterlanders (Lamisten), de gegoede burgerij en aan de andere kant  de Vlamingen (Zonisten), meest eenvoudige burgers en  boeren uit de omtrek van Grou.

Dit leidde in 1696 tot een scheiding. De Waterlandse Gemeente behield de kerk aan de Hoofdstraat (it Grutte Hûs), de Vlamingen stichten een eigen kerkgebouw (it Lytse Hûs) in de Fermanjesteech tegenover de HEMA.

Door allerlei omstandigheden sleten de scherpe kanten van de verschillen in opvatting en leidden ook financiële problemen tot een hereniging in 1829.

Na afbraak van de oude bouwvallige  kerk aan de Hoofdstraat werd op dezelfde plaats een nieuwe kerk gesticht.  Het kerkje van de Vlamingen werd afgestoten.

De nieuwe kerk aan de Hoofdstraat kreeg weer de vorm van een schuilkerk, hoewel dit eigenlijk niet meer nodig was, want sinds de Napoleontische tijd was er vrijheid van Godsdienst.

Het uithangteken boven de poortvormige ingang met Zon en Lam duidt nog op de hereniging van de eerder genoemde twee groepen.

Bronnen:

ds. F.H. Pasma “De Doopsgezinden te Grouw” (1930) Deel 1

ds. F.H. Pasma “De Doopsgezinden te Grouw” (1930) Deel 2

ds. F.H. Pasma “De Doopsgezinden te Grouw” (1930) Deel 3

Arend Bouma “Geschiedenis der Doopsgezinde Gemeente” (1916).